Het is eind februari. Zojuist heeft Jan van Toorn vanuit Providence, Rhode Island, de portretten gemaild die hij deze week van Benno Wissing maakte, stilistisch keurig in de pas blijvend met de profielen die Aatjan Renders voor de serie Roots knipte. De winter 2005-06 was uitermate heftig aan de westkust van de Verenigde Staten. De sneeuw lag er vaak een halve meter hoog. ‘Benno kon niet naar de kapper, dus die pieken waren eventjes onvermijdelijk,’ bericht zijn toegewijde echtgenote Jannie. ‘Geen weertje voor rolstoelverkeer.’
Benno Wissing, van 1923, vestigde zich in 1980 aan de oostelijke oceaankust in het provinciestadje Bristol, Rhode Island. Tien jaar later werd hij getroffen door een verlamming, die zijn mobiliteit heftig aantastte en een keiharde streep zette onder zijn werkzame leven. Manmoedig gaan ze ermee om, de Wissings. Ruim twee jaar geleden kwamen er nieuwe en bedreigende fysieke zorgen bij. Benno moet ijzersterk en vuurvast zijn, want hij blijft uitkijken naar de sneeuwklokjes in hun tuin en de dagen waarop hij weer op zijn geliefde porch, de waranda, van het lentezonnetje kan genieten, uitkijkend over zijn lommerrijke State Street.
‘Gouden Benno’ heette hij in de jaren zestig in vakkringen. Sommigen schreven die onverklaarde koosnaam toe aan de tarieven van de eigenzinnige ontwerper. Er deed ook een verhaal de ronde dat hij van mening was dat stagiairs geen beloning hoefden te krijgen, maar – integendeel – leergeld verschuldigd waren. In 1955 maakte Wissing voor het Rotterdams Toneel het affiche voor het stuk ‘Golden Boy’. We willen het er maar op houden dat dit werkstuk de oorsprong is van de alias.
Deze kleinzoon van een Groningse plattelandspredikant en zoon van een ex-kandidaat-notaris (later verzekeringsinspecteur) werd toen hij op het Erasmiaans Gymnasium in Rotterdam zat door zijn moeder op een grafoloog losgelaten. Die moet het handschrift uitstekend hebben geanalyseerd: de uitkomsten sluiten naadloos aan bij de karaktereigenschappen en kwaliteiten van Benno Wissing. Wilskracht, uithoudingsvermogen, vastberadenheid, moeilijk-te-beïnvloeden, fantasie, diepgang, bescheidenheid, zakelijkheid, geslotenheid, temperament. Behept met een nuchter verstand, maar soms toch ook intuïtief en onbeheerst. Na een kleine halve eeuw van praktijkobservatie kan ik de grafoloog van harte aanbevelen. Prima werk! De onbeheerste kantjes heeft Benno nu wel achter zich gelaten, al mag George W. zich gelukkig prijzen op veilige afstand in Washington te wonen.
De Tweede Wereldoorlog verstoort het leven van de gymnasiast drastisch. Het schoolgebouw wordt door de Duitsers gevorderd en de opleiding verplaatst zich naar huiskamers. En eigenlijk heeft Benno het na zo’n vijf jaar ook wel gezien op het ‘Erasmus’. Hij vat, onder invloed van joodse vrienden, belangstelling op voor de literatuur, verdiept zich onder meer in Kafka en begint zelf gedichten te schrijven. Angst en onrust heersen in het zwaar gehavende, bezette Rotterdam. Benno zet die gevoelens om in tekeningen en schilderijen. Het lot van de joodse gemeenschap grijpt hem aan. In 1941 schrijft hij zich in aan de Rotterdamse kunstacademie. Uit die tijd dateert zijn vriendschap met Jan Begeer, wiens vader kunstcriticus was. De jonge Wissing maakt bij hem kennis met het werk van Peter Alma, Paul Klee en de fotogrammen van Moholy Nagy. De vrienden Jan en Benno bezoeken ontwerper/kunstenaar Dick Elffers (die druksels van H.N. Werkman kon tonen) en de schilder Dolf Henkes.
Op de academie gaat het niet goed. Dusdanig slecht zelfs, dat Benno zélf zijn medestudenten gaat doceren en er echt niet meer welkom is. Jan Begeer en Benno proberen aan de bezetters te ontkomen en weten via Parijs Marseille te bereiken, op weg naar de vrijheid. Maar de haven van Marseille, in het onbezette Vichy-deel van Frankrijk, is door de Duitsers toch afgegrendeld. Ze zien veel kunst in de regio, maar gaan terug naar Parijs. Daar beleven ze in het kielzog van de maquis, de verzetsbeweging, levensgevaarlijke avonturen waarbij ze beiden beschoten worden. Jan zal zijn leven lang de wonden met zich meedragen. Ze ontkomen aan de greep van de bezetter en werken aan theaterdecors. Eind 1944 zien ze kans door de linies heen terug te keren naar Rotterdam. Om daar de beproevingen van de ijskoude hongerwinter te moeten doorstaan.
Als de bevrijding een half jaar later is gekomen, ligt er de enorme uitdaging omRotterdam te herbouwen, fysiek en psychisch. Kunstenaars voelen zich aangesproken. Benno ontmoet de schrijvers Cor Vaandrager en Hans Sleutelaar, en de architect Herman Haan; het begin van lange vriendschappen. Een groep rond het cultuur-centrum ‘Ons Huis’ vat het plan op een deel van dat gebouw tot bioscoop en tentoonstellingsruimte te verbouwen. Architecten Van den Broek en Bakema krijgen de opdracht, die Benno ook ambieerde. Voor hem blijft de vormgeving als troostprijs over; ook doet hij er later de inrichting van tentoonstellingen. Het is de start van zijn ontwerperscarrière.
Benno vat belangstelling op voor het communisme; hij schrijft kritieken voor het communistische dagblad De Waarheid. Nieuwsgierig geworden belandt hij op een jeugdcongres in (Kafka’s) Praag en vervolgens in (Tito’s) Joegoslavië. Een onvoorzichtig commentaar dat hij voor United Press schrijft over officieren in Skopje maakt hem echter tot ‘ongewenst vreemdeling’. Het daar ‘snuffelen aan kranten’ zet hem aan tot belangstelling voor de grafische kant van informatieverstrekking.
Hij blijft nog schilderen, maakt veel tekeningen en grafiek, maar neemt toch afscheid van ‘de kunst’; overigens zonder het tekenen en schilderen (wat hij prachtig kan) ooit helemaal op te geven. Het Rotterdam in wederopbouw kan zo’n Benno Wissing goed gebruiken en zijn uiteenlopende ervaringen maken hem tot de zeer veelzijdige ontwerper die in 1949 zijn eigen praktijk start. In feite toch als autodidact.
De Rotterdamse jaren worden sterk gekleurd door zijn intensieve bemoeienis met het Museum Boijmans-van Beuningen en de plaatselijke Gemeentedrukkerij. Voor het museum maakt hij tussen 1949 en 1966 een kleine honderd affiches en catalogi, collectieoverzichten en daarnaast ook agenda’s; hij richt tentoonstellingen in en verbouwt de aula. De affiches behoren tot de hoogtepunten uit de geschiedenis van het Nederlandse ontwerpen. Hij kan zich op dat terrein scharen in de illustere ‘museale’ rij van Willem Sandberg, Wim Crouwel, Otto Treumann en Jan van Toorn. Een hele wereld aan topkunstenaars trekt in die periode aan het Boijmans voorbij, tussen Benno’s eersten (‘Rotterdamse Grafiek’ en ‘Ossip Zadkine’) en zijn laatste (‘Cobra 1948/’51’).
Via Boijmans’ directeur Ebbinge Wubbe belandt Benno bij de Rotterdamse Gemeentedrukkerij. Daar treedt hij vele jaren wekelijks op als adviseur van directeur Jacques van Wijk. Hij moderniseert het letterbestand, voedt de drukkers op, verbouwt het bedrijf en blaast het nieuw leven in. Het voert hem dieper de Rotterdamse scene binnen. Hij gaat werken voor het Rotterdams Ballet Ensemble, het Philharmonisch Orkest, De Doelen, het Museum voor Land- en Volkenkunde, de Erasmus Universiteit, het Rijnhotel, Drukkerij Plantijn en het Ahoy-complex. In de industriële hoek zijn Wijnmalen & Hausmann (grondverzetmachines) en IGB betonbouwers potige klanten. Hij verzorgt beursstands en veel drukwerk. Cultureel zijn de contacten met het literaire tijdschrift Gard Sivik en Pieter Brattinga’s Steendrukkerij De Jong & Co mooie paradepaardjes. Bij Gard Sivik kan Benno lekker experimenteren met typografie en ‘wilde’ papierkeuzen. De Regio Rijnmond krijgt een sterk beeldend Wissing-logo.Een bijzondere relatie bouwt Benno Wissing ook op met Hendrik de Leeuw, directeur van het veelzijdige ‘warenhuis’ Metz & Co. Hij is ook bij Metz regulier adviseur en maakt tal van unieke drukwerken voor dit bedrijf. Altijd weer heel verlokkende feestjes voor het oog. De speelsheid verraadt de niet-uitgebluste fantasie van Benno Wissing, de kunstenaar. Dan is er even helemaal niets strengs, niets dogmatisch aan zijn werk; dan laat hij zijn andere, haast frivole kanten zien. Die maken hem heel humaan en lyrisch. In typografische zin laat hij uitersten in harmonie met elkaar samenleven. De aloude schreefloze Akzidenz Grotesk (halfvet) – onovertroffen mooi – mag als het hem zo uitkomt aanschurken tegen zwierige, lichtvoetige ‘scripts’.
Er zijn nog twee projecten die Benno zeer na aan het hart liggen. Voor de Limburgse mijnen ‘Laura en Vereniging’, die in 1962 op het punt stonden te verdwijnen, maakt hij een beeldschoon boek: 4 gaten in de grond, waarvoor Carel Blazer fotografeerde. Het jubilerende Bossche bedrijf Grasso krijgt een jubileumboek dat Benno maakt met zijn vrienden Eugène Eberle (tekst) en Violette Cornelius (fotografie).
Op ruimtelijk gebied zijn de belangrijkste werkstukken de paviljoens op de tentoonstelling ‘E 55’ (over energie) en die op het jaarbeursterrein in Utrecht. Hij verbouwt het woonhuis van Eugène Eberle en bouwt in IJsselmonde een apotheek, waar hij de problematiek van het voorraadbeheer grondig aanpakt. Daar zal hij later, bij volgende opdrachten in deze sector, dankbaar op kunnen voortbouwen.In Utrecht, bij de Jaarbeurs, vindt de eerste echte kennismaking met Wim Crouwel plaats, als ze beiden een forse beurspresentatie bouwen. Benno en Wim maken vervolgens in de kantine van Steendrukkerij de Jong & Co in Hilversum een heel originele tentoonstelling over het tijdschrift Architectural Review. De tijd is rijp voor nieuwe avonturen in het ontwerpvak. Rijp voor samenwerkings-vormen die geïntegreerde vormgeving van grote, complexe opdrachten kunnen realiseren. Tijd voor zoiets als ‘Total Design’.
In de aanloop daartoe zitten er diverse vooraanstaande ontwerpers aan tafel. Benno Premsela toont zijn belangstelling voor het concept, Charles Jongejans is kandidaat-deelnemer, evenals architect/industrieel vormgever Kho Liang Ie, tot voor kort nog metgezel van Wim Crouwel. Friso Kramer is geïnteresseerd. Paul en Dick Schwarz, die een industrieel verleden hebben, willen een nieuw leven beginnen als zakelijk partners van de ontwerpgroep. Uiteindelijk worden zij, samen met Benno, Wim en Friso, de doorzetters, de enig echte oprichters van ‘TD Associatie voor Total Design’, dat zijn intrek neemt in een zeventiende-eeuws pand aan de Herengracht in Amsterdam. Ikzelf, met een bijna tienjarig verleden als copywriter, conceptmaker en later art-director bij Ahrend, mag aanschuiven als chef van de studio. De creatieve partners brengen hun assistenten mee en die vormen de bemanning van die studio. Dat duurt maar vrij kort: iedereen wil liever dicht op de huid van zijn/haar oude meester zitten. Dus wordt de studio opgeheven en kan ik mijn eigen ontwerpteam optuigen.
Benno werkt aanvankelijk met Leendert Stofbergen, George Koizumi en Haruko Koguchi (grafisch ontwerp) en Roel Zandee (ruimtelijk ontwerp). In de loop van de jaren volgen onder anderen Pieter van Delft, Ine Wijtvliet, Eli Gross, Andrew Fallon, Hartmut Kowalke, Anne Stienstra, Josephine Dam en John Stegmeijer. En wat ‘passanten’ uit de Hochschule für Gestaltung Ulm, mannen uit Duitsland en Joegoslavië: Frank Hess en Zlatan Medugorac.
Benno heet al snel ‘Vader Benno’. Hij stelt zich op als een creatieve mentor die mensen in zijn omgeving wijzer maakt en kansen geeft. Voor mij is het een soort van post-graduate periode. Total Design heeft trouwens een hele generatie van ‘Nachwuchs’ geschoold, klaar om ooit op eigen benen te staan of de bureaus van de concurrentie te bevolken. Neem Andrew Fallon. Die komt eerst langs als een zomergast/student en staat dan zo maar aan de basis van het Calpam-logo, dat hij verder met Hartmut en Benno vervolmaakt. Later vindt hij zijn weg naar Tel Design. Binnen Total Design is Benno ook de ‘partijtheoreticus’. Hij ontwikkelt diverse systemen die het werken op basis van stramienen vergemakkelijken: voorgedrukteA4-formaat transparantbladen met verschillende kolombreedten en regelafstanden; zet- en afwerkingsinstructies.
Grote uitdagingen dienen zich aan. Met bevriende architecten Oyevaar Stolle Van Gool wordt een prachtig nationaal informatief paviljoen opgetuigd voor de Verkehrsausstellung München. Een enorme kist met een giga-projectie van film en fotografie boven een heuse binnenzee: ‘Nederland Transportland’. Auping krijgt een huisstijl. Voor het gezin van zijn naamgever Albert Auping komt er een bungalow in het bos, die Benno bouwt op basis van industrieel vervaardigde prefab elementen. En dan is er natuurlijk het nieuwe Schiphol in 1967. Vriend Kho Liang Ie is verantwoordelijk voor het interieur en schakelt Benno in om de passagiersstroom, uitgaand en binnenkomend, in goede banen te leiden. Op de grote internationale luchthavens ‘verdwaalden’ toentertijd te veel passagiers, misten hun aansluiting of vlucht. Benno’s bewegwijzering wordt voor vele jaren een soort blauwdruk voor alle luchthavens die de toen nieuwe jumbojets en hun passagiersmassa’s moeten kunnen accomoderen. Met een combinatie van visuele en auditieve signalen: duidelijke typografie en kleuren en een adequate verbale ondersteuning. Gates, pieren en slurven.
Eerder heeft Benno een monumentale aanzet gegeven voor een corporate identity: de sobere maar ijzersterke huisstijl van PAM benzine en vloeibaar gas (1964), die plotseling het wegennet stoffeerden. Kraakheldere tankstations en schitterend transportmaterieel. Ontwerper: Benno, uitvoerder: André Kwee van Omnimark. Er zijn witte tankwagens voor benzine, zwarte voor de zware brandstoffen. Allemaal met die sterke, simpele rode druppel. Er volgt een hele trits van grote en kleinere SHV-ondernemingen, zoals GTI, de Makro en natuurlijk de moedermaatschappij SHV zelf. Met dat Calpam als toegift, na de fusie tussen Caltex en PAM. Tankopslag, wegtransport, spoorwagons: (prettig) zichtbaarder dan ooit. De SHV verpakt de laatste Nederlandse steenkolen voor thuis in Benno’s witte papieren zakken.
Het is ook de tijd van de huisstijlhandboeken natuurlijk; ook daarin wordt gepionierd. Hij ontwerpt de bewegwijzering van grote complexen: de Martinihal in Groningen, in Rotterdam de concert- en evenementenzalen Ahoy en De Doelen, het Provinciehuis Zwolle en een busstation voor Tel Aviv. Benno en zijn teamgenoten maken er soms ook specifieke lettertypes voor. Voor De Doelen ontwerpt hij ook het logo, de affiches, de programmaboekjes en platenhoezen. Hij zet een nieuwe layout en werkmethode op de rails voor opinieblad Haagse Post (HP). Het tijdschema wordt dusdanig ingekort dat er na het weekend nog pagina’s kunnen worden aangeleverd, waardoor de actualiteit wordt opgevoerd.
Hij houdt zich bezig met de bouw van de apotheek van Vasbinder in Rotterdam en van Romijn in Zaandam. Zijn opbergsystemen voor de medicijnen waren uiterst praktisch. Benno tekent een revolutionaire inrichting van winkels voor Schmidt Opticiens in Amsterdam; eerst op het Rembrandtplein, in een winkelgalerij van vastgoedhandelaar Maup Caransa, die helaas al snel weer gesloten wordt. Later komt er een herkansing in Buitenveldert. Hij maakt heel opmerkelijke display-units en ontwerpt er eigen verlichtingsarmaturen bij. Voor de Bijenkorf ontwerpt hij affiches, periodiekjes en verpakkingen (de voortreffelijke tekenaar Wissing tuigt een prachtig paard op voor de Goede Sint). Hij richt de grote bibliotheek in voor de Medische Faculteit van de Erasmus Universiteit en doet dat met door hemzelf ontworpen meubilair en tapijt. Zijn grafische producten brengt Benno Wissing steeds bij kwaliteitsdrukkerijen onder. Hij werkt met de drukkerijen Meyer in Wormerveer, Plantijn in Rotterdam, Lecturis in Eindhoven, Rosbeek in Nuth en is een trouw inspecteur aan de pers, als het weer zover is.
Het wordt 1968. De Amsterdamse Provo’s en Kabouters hebben hun zegje gedaan, gaatjes in hun voorhoofd geboord enzo. Er wordt gekraakt. Studenten in Parijs gaan de barricaden op. Het Maagdenhuis (het bureau van de Universiteit van Amsterdam) wordt bezet. Overal worden regenteske autoriteiten zwaar bekritiseerd en op de proef gesteld. Benno’s aloude strijdbare natuur wordt opeens weer sterk aangesproken. Hij krijgt het moeilijk met de pikorde binnen de leiding van Total Design; het krachten-veld tussen design en kapitaal, om het heel kort samen te vatten. Bovendien is er dan zoiets als een ‘midlife’, met wat daar zoal bij past. De fundamenten van Total Design wankelen, er wordt langdurig met en vooral veelvuldig langs elkaar heen gepraat op de Veluwse heide. De therapeuten (die toen hoogtijdagen beleefden) aan de slag. Er barsten alom bommen: de Schwarzen vertrekken. Benno bereidt zijn vertrek voor, maar neemt er zwijgend de tijd voor. De dichter in Benno vindt gloedvolle woorden voor zijn gram.
In 1972 richt hij zijn eigen bureau op met Hartmut Kowalke. Nog twee TD-ers, John Stegmeijer en Anne Stienstra, volgen. Ze maken prachtige dingen voor de Utrechtse Stadsschouwburg en het Centraal Museum aldaar. Met zijn Belgische AGI-vriend Jacques Richez maakt Benno een gigantische interactieve display over de Belgische economie, in navolging van de grote modellen van de Amerikaan Will Burtin. Het werk voor de SHV-groep duurt voort. Monumentale jaarverslagen ontwerpen ze en internationale presentaties voor Rotterdam – stad en haven. De CSM komt daarna in beeld en plotseling doemen ook de Verenigde Staten op.
In 1978 wordt Benno een professoraat aangeboden aan de befaamde Rhode Island School of Design (RISD) in Providence. Als hij een jaar later begint aan een reeks affiches en programma’s voor het Holland Festival staat hij al met één been in een volstrekt nieuw leven in de Nieuwe Wereld. Hij zet na zijn emigratie – in 1980 – het werk voor het Holland Festival voort, in Nederland ondersteund door John Stemeijer, Jack Jacobs en Ben Duyvelshoff. Het beeld van het festival is visueel waanzinnig rijk. Benno op zijn allerbest. Achteraf is het nauwelijks te bevatten dat dit allemaal met de hand gemaakt is, zonder de inzet van een computer. Dát feestje duurt tot 1985. 1985 is bovendien het jaar waarin zijn professoraat aan de RISD ten einde loopt. Benno kan zich niet langer vinden in de wanverhouding tussen het hoge collegegeld en de daarmee samenhangende onverwijderbaarheid van ondermaatse of falende studenten. Benno toch weer als idealist, botsend met ‘het kapitaal’. In Providence is de associatie tussen RISD-collega’s Malcolm Greer en Wissing na twee jaar vastgelopen (1980-82). Hij gaat verder met ontwerper Peter Gengler.
De Amerikaanse praktijk heeft veel opmerkelijke resultaten opgeleverd. Deze zijn in het verre vaderland sterk onderbelicht gebleven. Wissing raakt bijna volledig buiten beeld. Het begint met een schitterende publicatie voor de Austin Company uit Cleveland. Het wordt er een in de traditie van Benno’s bedrijfsboek 4 gaten in de gronden dat voor Grasso. Topfotografie, ingebed in zijn voortreffelijke, gelaagde ontwerp. Er volgen projecten voor Partners of the Americas en het National Maritime Heritage Festival in Newport (de stad van F. Scott Fitzgeralds The Great Gatsby). Meer overheidsopdrachten volgen, voor de US Navy en de bewegwijzering van het Rhode Island Hospital. In 1981 is het National Building Museum in Washington aan de beurt: dit krijgt Wissings drukwerk, inrichting en bewegwijzering. Benno krijgt veel opdrachten uit de hoek van de architecten- en projectbureaus.
Wissing is langdurig betrokken bij het Kennedy Plaza Project, een bewegwijzering voor de RI Public Transport Authority in Providence. Wang Computers schakelt hem in (1983-85); het drukwerk wordt getooid met een eigenhandig quasi-gedigitaliseerde kopletter. Drie jaar duurde een corporate identity-project voor het Women and Infants Hospital van Providence. Bewegwijzering blijft voor het partnership een hoofdactiviteit. Ze ontwikkelen die voor banken, kantoorcomplexen, de Brown Universiteit van Providence en voor tal van industriële ondernemingen. Er komt dankbaar werk voor het ontwerpen van straatmeubilair en de revitalisering van verpauperde binnensteden en sportcomplexen.
In het midden van de jaren ’80 tekent Benno voor de bewegwijzering van de American Airlines Terminal op het vliegveld Raleigh/Durham in North Carolina; hij werkt daaraan samen met het New Yorkse ontwerpbureau Works (met Keith Godard en Hans van Dijk). Het resultaat is kleurrijk, sterk gericht op ‘relexation’ voor dedikwijls gestresste passagier. Van 1985 tot ’88 werkt Benno als industrieel ontwerper aan de ontwikkeling van digitale kompassen. Zowel voor inbouw bij zeil- en motorboten als voor ‘in het handje’. Het worden innovatieve bestsellers, dusdanig zelfs dat zijn cliënt KVH Industries zich ermee een beursnotering kan verwerven.
Wanneer zijn gezondheid het grotelijks laat afweten, moet Benno zich terugtrekken in Bristol, aan de oceaanbaai. Hij revalideert toch nog knap, op basis van zijn wilskracht en de eindeloze inzet van Jannie. In 1992 zien we elkaar voor het eerst weer na het grote conflict bij Total Design in 1970, wanneer de Rhode Island School of Design met zijn Dutch Design-traditie mij uitnodigt voor het geven van een gastles en een workshop. Voor het eerst in jaren zit Benno weer in de grote theaterzaal van de RISD. Sindsdien heb ik Bristol bijna jaarlijks bezocht. Nog steeds seint onze fax in hoge frequentie het leukste vaderlandse nieuws en de Volkskrant-columns van Martin Bril of Jan Blokker naar het huis in Bristol. En wisselen we anekdotes uit over potsierlijke regeringen aan twee kanten van de grote zee. We hebben ons vermaakt met de verkiezingscampagnes voor Amerikaanse presidenten, zagen lieden voorbijtrekken als de kandidaat Ross Perot en een vice-president die een andere spelling propageerde van het woord ‘potato’. Aten kingsize kreeften, vers uit de baai. Ook in 1992 wordt Benno benoemd tot erelid van de toenmalige beroepsvereniging Nederlandse Ontwerpers (bNO, nu BNO). Hij krijgt samen met zijn Amsterdamse collega Jan Bons (ook kersvers erelid) een bescheiden tentoonstelling in de Nieuwe Vleugel van het Stedelijk Museum. Dat maakt een emotioneel weerzien mogelijk met veel oude vrienden en relaties die Benno uit het oog had(den) verloren. Er verschijnt vanuit de bNO een bescheiden publicatie.
In 1996 krijgt hij de prestigieuze Oeuvreprijs van de Stichting Fonds voor de Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst. Het wordt opnieuw een mooi feestje in het Stedelijk Museum. Paul Hefting schrijft het begeleidende boekje, dat door Mart Warmerdam stijlvol wordt vormgegeven. Museum Boijmans-van Beuningen, roept Wissing terug voor een expositie over zijn betekenis voor het museum. Zijn affiches, catalogi en inrichtingswerk komen nog één keer in beeld. Dit in het kader van het 150-jarig bestaan van het museum (1999). Dingenus van de Vrie, van Boymans’ afdeling Communicatie, schrijft samen met Paul Hefting en Koosje Sierman de monografie Benno Wissing, grafische en ruimtelijke vormgeving. 2D3D verzorgt het ontwerp.
Wanneer in 2003 ‘Total’ aandacht besteedt aan de veertig jaren die verstreken zijn sinds de oprichting van TD Associatie voor Total Design, wordt Benno Wissing als eregast ‘ingevlogen’. Hij recipieert als een vorst in ruste in de conferentiekamer van Total Identity, ziet er veel vroegere TD-medewerkers voorbijkomen en heeft tijdens een diner een hoogst emotionele laatste ontmoeting met zijn oude kompaan André Kwee. Zo sluit zich de cirkel van herinneringen aan de opmerkelijke tijden van PAM, SHV en Schiphol.
Benno Wissing
geboren op 26 mei 1923, Renkum
overleden op 7 januari 2008, Rhode Island (USA)
Auteur: Ben Bos, mei 2006
Eindredactie: Sybrand Zijlstra
Portret foto: Jan van Toorn