Als geen ander heeft Karel Treebus begrepen dat typografie geen doel maar een middel is. En dus is hij zich zeer bewust van het essentiële onderscheid tussen modegrillen en evolutie. De wetenschap dat vorm ook inhoud is, heeft hij zijn hele werkzame leven gepraktiseerd. Ogenschijnlijk pretentieloos en dienstbaar maar onmiskenbaar gedreven door een persoonlijke drang heeft hij zijn kennis gedeeld en verspreid. Het maakt hem tot een uniek exemplaar van de ‘homo typographicus’, een soort die ondanks alle natuurlijke selectie nog lang niet is uitgestorven. En mede dank zij hem nog lang zal kunnen voortbestaan.
Medewerkers van de afdeling Vormgeving van de Staatsdrukkerij in 1987 (foto Bart Versteeg): Bovenste rij (v.l.n.r.): Gert Kootstra, Esther Noyons, Paula Molewijk (secretaresse), Vincent Peters, Moniek Voorhout, Irma Boom. Middelste rij: Eric Nuyten, Joost van Roon, Debora Goedewaagen, Marjon de Haan, Herman Govers (†), Cook Kouwenhoven, Date Nieboer, Steven Tuinstra, Karel F. Treebus. Onderste rij: Gertjan Leuvelink, Gert de Graaf, Maia Scherf-Sapuletty (administratie e.d.), Gerard Bouwman (†), Bart Versteeg (fotograaf).
Typografie moet!
Karel Treebus kreeg op vrijdag 10 september 1993 zijn afscheidsreceptie van de Sdu, maar op dat moment was hij al sinds 1 augustus van dat jaar met de VUT. Bijna precies op de dag waarop hij veertig jaar eerder (27 juli 1953) in dienst was getreden van het bedrijf dat hij altijd hardnekkig de ‘Staatsdrukkerij’ is blijven noemen. Bij dat afscheid was hij pas 55 jaar, maar had hij wel een indrukwekkende staat van dienst. Vanaf het prille begin van zijn loopbaan had de typografie – dat ‘veelkoppige monster’ – hem in de greep. Een mooie weerslag hiervan is onder meer terug te vinden in de bundel Typografie moet!, die bij zijn afscheid verscheen. Hij bevat precies 26 bijdragen, geschreven door (ex)collega’s, vrienden en betrokkenen. Tekenend is dat die bijdragen soms totaal niet over typografie gaan. In de geest zijn het karakteristieken en begrippen die de ‘veelkoppigheid’ van de typografie uitmaken: intuïtie, samenwerking, vrijheid, beperking, ordening, boekenliefde, letterkunde, onzichtbaarheid, precisie, verbeelding, selectie, techniek, evolutie, geschiedenis, communicatie, traditie, vernieuwing. Typografie moet! is indirect een beknopte, versluierde biografie. De erin opgesloten mentaliteit viel vrijwel geheel samen met het dagelijks leven van Karel en infecteerde ook zijn omgeving. elfs toen hij even naar het ziekenhuis moest voor een allergie-test werd hij door de verpleegkundige verwelkomd met: “Ha, meneer Treebus, u komt zeker voor de plakproef? “ Voor haar betekende dat je een aantal stickers op de lichaam geplakt kreeg. Zij kon niet weten dat Karels’ associatie met de grafische plakproef [past-up] een totaal andere was; een geestig incident.
Stofomslag en titelpagina van bundel Typografie moet!, aangeboden bij afscheid van Sdu op 10 september 1993, (ontwerp Wim Zaat)
Dat Karel zich heeft kunnen ontwikkelen van leerlingzetter tot the compleat bookman, zoals Huib van Krimpen hem omschreef, heeft niet alleen te maken met zijn talenten en persoonlijkheid, maar even belangrijk was – hij zal het als eerste toegeven – de bedrijfscultuur waarin hij terechtkwam. Die pro-vormgevingscultuur, geïnitieerd door adjunct-directeur Th.H. (Hein) Oltheten en uitgedragen door de eerste vormgever van de ‘Landsdrukkerij’ (vanaf 1937) en latere bedrijfsleider A.J. Blom, leidde in 1955 tot het oprichten van een aparte afdeling vormgeving, later omgedoopt tot Sdu Ontwerpgroep. Karel Treebus maakte daar vanaf 1958 deel van uit en is er tot aan zijn afscheid een onwrikbare spil in geweest. Het voortdurend groeiende en veranderende bedrijf verankerde paradoxaal en verrassend genoeg zijn positie en maakte zijn reputatie onaantastbaar in vakkringen en bij vele afnemers.
Tekenend voor deze beginjaren was dat de afdeling nogal ad hoc tot stand kwam. Ton van Riel, die op de binderij werkte, bleek erg goed te kunnen tekenen. Zijn talent werd meteen door Oltheten herkend. Die stuurde Van Riel naar de avondcursussen van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag en gaf hem direct een plaats op de afdeling vormgeving, die daardoor gevoed werd met een opmerkelijk vrije sfeer. Zijn creatieve karakter bleek ook voor het ontwerptalent van Karel Treebus een katalysator te zijn. Enthousiast ging hij ook thuis studie-ontwerpen maken, bijvoorbeeld voor hoezen van ep-tjes; het tekende de ‘moderne’ sfeer.
Karel Frederik Treebus werd geboren als zoon van Karel Frederik Treebus sr., tramconducteur bij de HTM (Haagse Tramweg Mij.), en Jannetje Vooijs. Omdat zijn oom Piet Gaal er al werkte en zijn neef Wiggert er ook ging werken, kwam Karel jr. op vijftienjarige leeftijd, na een driejarig verblijf op de Mulo, als leerling-zetter in dienst bij het Staatsdrukkerij- en Uitgeverijbedrijf in Den Haag. Het leerlingenstelsel bracht hem op de bedrijfsschool, waar hij een grondige praktische en theoretische opleiding in de typografie kreeg; er werd ook op bescheiden schaal aandacht besteed aan ontwerpen. De houding en resultaten van Karel vielen nogal op, ook bij adjunct-directeur Oltheten (die in 1953 directeur en in 1958 hoofddirecteur van de SDUB werd). Direct na zijn opleiding werd Karel dan ook uitgenodigd door de directeur van de bedrijfsschool, H.C.A. Lommelaars, en A.J. Blom om de afdeling vormgeving te komen versterken. Die bestond toen uit Henk Alkema, Fons van der Linden, Ronald Lindgreen en Ton van Riel. Wat later kwam Aad van den Bosch erbij.
De afdeling kreeg meer zelfstandigheid en werd gevestigd in de dienstbodenkamer van de voormalige directeurswoning. Dat was de voorbode van een ontwikkeling met een historische dimensie. De vorming, organisatie, werking en invloed van bedrijfsstudio’s is een sterk onderbelicht maar belangrijk aspect van de geschiedenis van het grafisch ontwerpen in Nederland. Naast de Lettergieterij Amsterdam en de firma Ahrend hadden Océ/Van der Grinten en de Stadsdrukkerij van Amsterdam zo’n afdeling. Deze broedplaatsen en kweekvijvers waren tussen 1945 en 1965 van eminent belang voor de ontwikkeling en modernisering van de typografie en het grafisch ontwerpen in Nederland. Tegelijkertijd waren er vooruitstrevende drukkerijen die zich realiseerden dat efficiency en esthetiek elkaar konden versterken. Daardoor groeide het besef dat de vormgeving van het drukwerk gebaat was bij het weghalen van die taak bij de zetterij. Deze ontwikkeling verklaart de noodzaak voor de ontwerper om naast creativiteit ook een brede en actuele grafisch-technische kennis te bezitten. Pas nadat de dynamiek van de wederopbouw economische kracht kreeg en de welvaart steeg, zo rond 1965, kon het moderne levensgevoel gekanaliseerd worden door ‘grafisch ontwerper’ te worden. De snel groeiende mode om je als ontwerper zelfstandig te vestigen stamt uit de tijd daarna; zo telde in 1948 de GKf nog maar 49 leden en in 1961 waren dat er 79 – niet eens allemaal zelfstandigen.
Beginperiode afdeling Vormgeving Staatsdrukkerij. V.l.n.r. Henk Alkema, Fons van der Linden, Ton van Riel (zittend), Karel F. Treebus en Aad van den Bosch, 1959
Stofomslag van Horticultural Dictionary in Eight Languages, 1961
Omslag van brochure Studeren aan een Australische universiteit, 1962
Ondanks de sobere en schrale beginperiode, ook in het staatsbedrijf, werd er met veel energie en plezier geïmproviseerd en pionierswerk verricht in die dienstbodenkamer. Men moest voor rapporten veel werken met inferieur papier, dat in een geval vanwege de kleur en structuur ‘onderbroekenpapier’ werd genoemd. Deze ‘dynamische soberheid’, waaruit krachtige vormen met lange houdbaarheid voortkwamen, groeide bij de betreffende generatie ontwerpers uit tot een levensinstelling. Zo ook bij Karel Treebus. Toch kon hij zich als typografisch boekverzorger en grafisch ontwerper verder ontwikkelen én manifesteren. Daarin werd hij gesteund door ‘ziener’ Hein Oltheten en ‘grondlegger’ A.J. Blom. Beiden hadden een zeer scherp oog voor het belang van goede vormgeving. Van betekenis is dat zij een balans vonden tussen de publieke erkenning van talenten (progressief), de bedrijfsculturen en mentaliteit van opdrachtgevers (conservatief) en de groepsdynamiek van de afdeling (instabiel). Dat ontwerpen gesigneerd werden, was – toen en in die omgeving – geen vanzelfsprekende zaak. In de staande praktijk was het gebruiksontwerp dominant ten opzichte van het auteursontwerp. Na vier jaar ‘Staatsdrukkerij’ kreeg Karel zijn eerste bekroning bij de 50 Bestverzorgde Boeken, voor het Rapport van de Commissie Grondkosten.
Vele boeken, catalogi, rapporten, tijdschriften, affiches en niet onbelangrijke efemere drukwerken kwamen van de pers met zijn handtekening. Zijn krachtige stofomslagen voor Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog (vanaf 1969) zijn gekend. Het Monsterboekje/Seaman’s book (1968) voor matrozen is een curiosum. De uiteenlopende probleemstellingen en het karakter van de opdrachten stimuleerden zijn gevoeligheid voor taal en ook zijn ordenings- en organisatie-vermogen groeide snel; het noodzakelijke vermogen om als scharnierpunt, middel-puntvliedende kracht én ‘vliegende keep’ te fungeren, blijkt bij Karel Treebus maximaal aanwezig. De vele en zeer uiteenlopende (rijks)opdrachtgevers – vanwege de verplichte winkelnering – maakte het uitbesteden van opdrachten noodzakelijk. Karel kende daardoor vele specialisten binnen de grafische industrie (nu meestal failliet) erg goed.
Stofomslagen delen 1 t/m 11b van Standaardwerk dr. L. de Jong over de Tweede Wereldoorlog, 1969–1985
In het beetje tijd dat er overbleef, begon hij met schrijven; een eerste proeve verscheen in 1956 in het personeelsorgaan ’s Landsdrukker. In 1970 stelde hij de brochure Het zetten van vreemde talen samen. Deze liet iets zien van het internationale karakter van het bedrijf. Van deze publicatie zouden drie drukken verschijnen. Vervolgens zette Karel zich aan het schrijven van Tekstwijzer. Een gids voor het grafisch verwerken van tekst zette. Naast de stimulerende rol van Oltheten en Blom heeft ook Hein van Haaren invloed op de positie van Karel Treebus gehad. In 1982 werd Van Haaren de eerste uitgeefdirecteur van het bedrijf. Met zijn kunsthistorische en culturele achtergrond, herkende Van Haaren direct de mogelijkheden van Treebus’ Tekstwijzer. Aanvankelijk geschreven voor intern gebruik, werd het boek door zijn toedoen tot ‘zinnige publieksuitgave’ gepromoveerd. Het werd een instant-succes.
Omslag Het zetten van vreemde talen, derde druk, 1971
Omslag integraalband Typografisch handvat. Ontwerp Harry Sierman, 1989
De veelvuldige contacten van Karel Treebus met het Museum Meermanno Westreenianum/Museum van het Boek, waar in die tijd R.E.O. (Rudi) Ekkart directeur was, leidde in 1986 tot het idee om een tentoonstelling over het werk van Karel te organiseren, na bijna twintig jaar werken voor het museum. Het museum zocht nieuwe wegen om een breder publiek te interesseren voor haar activiteiten en zag in Karels werk een goede mogelijkheid daartoe. Het museum was in 1985 gestart met een serie monografieën en zo kon er een publicatie gemaakt worden die beduidend meer was dan een catalogus en tevens aan de Sdu ruimere publieksbekendheid kon geven. Die bredere herkenning was nodig, omdat de aanstaande verzelfstandiging (per 1 november 1988) zijn schaduw vooruitwierp. Een niet helemaal toevallig maar gelukkig samenvallen van omstandigheden. Karel was in al zijn bescheidenheid aanvankelijk terughoudend: ‘Er zijn spectaculairder zaken te tonen.’ Maar de gelegenheid om de ‘educatieve’ kant van de productieprocessen in de grafische industrie en de vele aspecten bij de vormgeving ervan te kunnen laten zien, gaf de doorslag.
Affiche Museum van het Boek, 1976
Affiche Museum van het Boek, 1983
De Sdu bevond zich op dat moment in een overrompelende transitieperiode en was in die tijd al driftig aan de elektronica, wat van grote invloed was op de bedrijfscultuur en min of meer op slag de oude zettechnieken geheel overbodig maakte. De tentoonstelling Karel F. Treebus, typograaf bood ook de mogelijkheid enig inzicht te geven in al deze verwarrende processen; hoe modegrillen te onderscheiden van evoluties, hoe de technische veranderingen, innovaties en vernieuwingen in de bestaande vormentaal pasten. Leidt een andere techniek tot een andere vormentaal, wordt de ‘communicatie’ – dat lang naijlende paradoxale toverwoord uit die tijd – een wezenlijke dienst bewezen of is het de sluier voor het gezicht van de ‘kale’ economie? De op dinsdag 13 mei 1986 door gastheer Ekkart geopende tentoonstelling werd ook door Hein van Haaren toegelicht: ‘Typograaf, vakman, erudiet én schrijver, wie kan dat in zich verenigen?’
Er bestaat een mythe over Karel Treebus’ gehechtheid aan de Times New Roman, die hij overigens zelf in het leven heeft geroepen met de eindeloos herhaalde kreet: ‘Wij leveren alle lettertypen, als het maar de Times is’. Desondanks paste hij in 1982 een pas geïntroduceerd Nederlands lettertype – iets wat in de periode van vóór de pc nog een bijzondere typografische gebeurtenis was – vrijwel direct toe: de Trinité van Bram de Does. Deze werd voor het eerst gebruikt in een boekje en affiche bij de heropening van de bibliotheek van het toenmalige ministerie van Cultuur Recreatie en Maatschappelijk Werk. Het Groene Boekje (1995) zou later worden gezet uit diens Lexicon. De Demos en Hollander van Gerard Unger werden toegepast in Tekstwijzer, Vormwijzer en Karel F. Treebus, typograaf. Maar ook de lettertypen van Eric Gill, zoals de Gill Sans en de Joanna konden op zijn waardering rekenen.
Omslag Karel F. Treebus Typograaf, 1986
Geschreven voor de toekomst
Karel Treebus is een eminent typograaf die de veelal moeizaam te bereiken vorm-technische eenvoud snel en goed georganiseerd wist te realiseren. Hij bewees de typografie en de grafische cultuur meer dan goede diensten door het schrijven en vormgeven van drie zeer doorwrochte boeken: Tekstwijzer (1982), Vormwijzer (1991) en Symbolenwijzer (2007). Deze standaardwerken zijn een schoolvoorbeeld van vakboeken die het gebruikelijke karakter van studie- of referentieboek royaal overtreffen. De erin samengebalde praktische kennis en ervaring, omgeven door technische en theoretische achtergronden, maakt deze drie ‘wijzers’ uniek; zij overstijgen de gemiddelde kwaliteit van de meeste vakboeken. Karel Treebus schreef zijn uiterst precieze en meerduidige reflecties op ontwikkelingen en hoogtepunten uit de grafisch-industriële productie, taal- en vormgeschiedenis vanuit zijn bijzondere uitkijkpost op de Sdu. De snelgroeiende omvang en diversiteit van het bedrijf, die gepaard ging met vele en razendsnelle technische ontwikkelingen, betekende een voortdurende verandering en diversifiëring van beleid en productie. Mede om die evolutie in kaart te brengen en meer interne efficiency, ordening en hanteerbare werkcondities te kunnen realiseren, werden de eerste twee uitgaven geïnitieerd. Net als het Typografisch ABC van Henri Friedlaender (voor drukkerij Mouton uit Den Haag) en Zet het zo! van Bern. C. van Bercum (voor drukkerij Debussy, Ellerman en Harms uit Amsterdam) werden deze vakboeken in eerste instantie voor intern gebruik geschreven. Inmiddels zijn het historische bronnen. Samen met de onmisbare ‘letterproef’ waren dit soort boeken essentieel voor de bevordering van de efficiency, kwaliteitsverbetering en – vooral – een opmaat tot goede vormgeving.
Stofomslag Tekstwijzer vijfde druk, oktober 1990
Stofomslag Vormwijzer eerste druk, december 1991
Het belang van Tekstwijzer en Vormwijzer lag in hun scherpe actualiteit en om dezelfde reden zijn zij van essentieel belang voor de toekomstige geschiedschrijving. Het zijn boeken met een ‘industrieel-archeologisch’ karakter, die vooral focussen op de technische mogelijkheden en culturele opvattingen van dat specifieke moment. Het brede karakter van de boeken geeft ruimte aan zowel generale als gedetailleerde beschrijvingen en ze nemen vrijwel het hele productiespectrum onder de loep. Juist vanwege het specifieke karakter van de Sdu, die in veel technische ontwikkelingen vooropliep, werden het ook daarom publieksboeken bij uitstek. Vooral de Tekstwijzer, die werd geschreven in de tijd net voor de pc; in de daaraan voorafgaande decennia was een duizelingwekkende hoeveelheid diverse onmogelijke, onbegrijpelijk ingewikkelde en vaak ook slechte zettechnieken ontwikkeld en toegepast. Het werd direct een bestseller. De Tekstwijzer beleefde zes drukken met een totale oplage van 28.000 exemplaren. Ook hoofddirecteur Hein Oltheten was ‘ongelooflijk trots’ op het boek, niet alleen vanwege de prestatie dat het hele bedrijfsproces in kaart was gebracht, maar vooral omdat: ‘… hiermee is aangetoond dat het beschikbaar hebben van moderne machines […] niet het karakter van een bedrijf bepaalt. Het is de kwaliteit van de mensen en de wijze waarop zij vanuit hun verschillende specialismen met elkaar in wisselwerking tot prestaties komen.’ De Vormwijzer kreeg drie drukken, met een totaaloplage van 14.000 exemplaren. Beide boeken zijn uitverkocht en een nieuwe druk is uitgesloten. Onmiskenbaar zal immers de digitale (druk)techniek zich verder blijven ontwikkelen, dat is niet moeilijk te voorspellen. Onder invloed van het digitale tijdperk zal het belang van deze boeken voor het inzicht in de betekenis van de post-industriële periode alleen maar kunnen groeien.
Fotoselectie voor gedenkboek: Sdu. De eerste vier eeuwen. V.l.n.r. Karel Treebus (vormgever), Theo van der Linden (redacteur Sdu uitgeverij) en Leo van Heijningen (auteur). Foto Bart Versteeg, 1988
Stofomslag gedenkboek: Sdu. De eerste vier eeuwen, 1988
Hoewel het jubileumboek Sdu. De eerste vier eeuwen een ander karakter heeft en is geschreven door Leo van Heijningen, is het onmiskenbaar door Karel Treebus samengesteld en het kan om vergelijkbare redenen in de ‘historische categorie’ worden opgenomen. Er is in de industriële periode (1850-1980) een overvloed van grafische jubileum- en gedenkboeken uitgegeven maar daar zit nauwelijks een uitgave bij met een vergelijkbare inhoudelijke kwaliteit en overzichtelijkheid als die van Sdu. De eerste vier eeuwen. Al die andere boeken geven ook niet zo’n gedetailleerd – breed én diep – beeld. Ook Sdu. De eerste vier eeuwen mag een naslagwerk van betekenis voor de grafische industrie en het grafisch ontwerpen genoemd worden.
Daarnaast heeft Karel zich ook gebogen over de revitalisering van de letterproef van de Sdu. Dat was alleen al vanwege de vloed van nieuwe zettechnieken noodzakelijk. De laatste letterproef was in 1935 gemaakt, slechts in 1964 aangevuld met een supplement dat intern het ‘rode boekje’ genoemd werd. In de nieuwe letterproef werden zetsystemen beschreven zoals Monotype, Linotype/Intertype, Linotronic, Linotron, Digiset (met de Demos van Gerard Unger) en Compugraphic. De eerste versie verscheen in 1977 en er werd aan supplementen gewerkt tot halverwege de jaren tachtig. Direct daarna werden ze in praktische zin vrijwel waardeloos, maar ook deze documentatie zal straks een historisch waardevolle bron blijken.
Boekpagina Letterproef Staatsdrukkerij, supplement 1984, Letter Demos
Boekpagina Letterproef Staatsdrukkerij, supplement 1984, Letter Times Grieks
De bal is rond
Bij de presentatie van de Tekstwijzer, in oktober 1982, kreeg Karel Treebus door Marie-José Eikelboom en Ronald Kruijff van de afdeling vormgeving een vergulde maatlat uitgereikt. Het leek een triviaal gebaar maar bleek essentieel. Het bedrijf was in volle omvang bezig met de transitie van lood- naar fotozetten en van boekdruk naar offset. In deze, vooral voor het vervaardigen van de massieve hoeveelheden zetwerk in het bedrijf, ingrijpende periode maakte veel (hand)zetlettertypen en -materiaal overbodig. Karel Treebus reageerde alert en adequaat. Hij kon een deel van de loden last van het bedrijf overnemen, begon thuis zijn eigen pers, De vergulde maatlat/Treemapers, en sloot zich aan bij de Stichting Drukwerk in de Marge. Zo kreeg het ambachtelijke handwerk, waar het bij Karel dertig jaar geleden allemaal mee begon, opnieuw zijn aandacht. Tekenend voor hem is echter dat hij, zoals ook uit zijn boeken blijkt, tot op de dag dat hij met de VUT ging, de geavanceerde grafisch-technische ontwikkelingen is blijven volgen en meemaken.
Stofomslag en twee boekpagina’s Tien treiterige stellingen […], 1985
Nieuwjaarswens 2004–2005 [Japan], binnenzijde, Margedrukkerij De vergulde maatlat
Zijn pers produceerde gelegenheidsuitgaven maar is vooral bekend door haar jaarlijkse nieuwjaarswens, collectors items van een veelal vrolijke, kleurige en licht-serieuze aard. Het waren statements van zijn verbondenheid met de ambachtelijke maar vooral ook het wezenlijke van de typografie. Sinds de instelling van de competitie Mooi Marginaal door de Stichting Laurens Janszoon Coster doet Karel Treebus daarin in mee in de eredivisie, met een aantal bekroningen als bewijs. In 1985 verscheen Tien (enigszins treiterige) stellingen over grafische en min of meer verwante communicatie. Zonder dissertatie. Stelling 7: ‘Als we veel grafische producten van de laatste jaren beschouwen dan lijkt de indruk gewettigd dat soms alles màg en alles kàn, mits er door de designers (m/v) aan het ontwerp het epitheton ornans ‘vernieuwend’ wordt meegegeven en de leesbaarheid zoveel als maar mogelijk is wordt geschaad.’
Kopijblad Symbolenwijzer met kleurcodering voor zetsysteem. Boekband Symbolenwijzer (ontwerp studio Jan de Boer), 2007
Memo’s
Een greep uit de instituten waar Karel Treebus voor gewerkt heeft: het Rijksmuseum, het Museum van Oudheden, de Koninklijke Bibliotheek, het Rijksinstituut voor Oorlogs-documentatie (NIOD), Stichting Teleac, en het Museum Meermanno Westreenianum/Museum van het Boek. Naast twaalf bekroningen bij de 50 Bestverzorgde Boeken kregen ook vijf van zijn jaarverslagen van de Federatie van Werkgeversorganisatiën in het Boekdrukkersbedrijf een (eervolle) vermelding. Ook bekleedde hij enkele (jury)lidmaatschappen. Naast de besproken tentoonstelling van zijn werk in Museum Meermanno, werd het werk van Karel op verschillende plaatsen – ook internationaal – tentoongesteld, al dan niet als gevolg van prijzen of erkenningen.
Zijn immer bruisende auteursbloed leidde tot uiteenlopende artikelen over uiteenlopende zaken in uiteenlopende publicaties. De meest voorkomende tijdschrifttitels: In de gekroonde es/Essentieel (intern orgaan/personeelsblad van de Sdu), Onze Taal. Maandblad van het Genootschap Onze Taal en Quærendo. A quarterly journal from the Low Countries devoted to manuscripts and books. Ten slotte kwam in 2007 zijn ‘magnum opus’ uit: de Symbolenwijzer, een praktische gids voor gedrukte tekens en symbolen. Dit kloeke, overvolle boek is een weerslag van een levenslange fascinatie voor alle voorkomende vormen van tekens die een taal vormen. Het is een uitputtend beeldwoordenboek van 458 pagina’s, dat naast een historische verzameling ‘afgesproken herkenningstekens’ ook zet-technisch een uniek product is. Gegroeid uit intensive samenwerking tussen Karel en de zet- en computerspecialist Ben van Popering (Velotekst), die van elk krabbeltje van Karel een digitaal icon-font wist te maken dat geïntegreerd moest worden in de complexe lay-out of zelfs in een enkele tekstregel – in die tijd nog een uitdaging; zó kon dit unieke boek ontstaan. Het laat de vruchtbare symbiose zien van geavanceerde techniek en doorwrochte inhoud.
Bij afscheid van Sdu op 10 september 1993 (rechts de heer R(udi). E. O. Ekkart)
Karel Treebus
geboren op 22 mei 1938, Den Haag
Auteur: Jaap Lieverse, June 2011
Eindredactie: Sybrand Zijlstra
Portretfoto: Aatjan renders