Niko Spelbrink

De wereldtentoonstelling van 1958 was een publiekstrekker. Naar Brussel dus voor een dagje Expo‘58. Ik keek mijn ogen uit bij paviljoens van de grote naties. Ik was achttien jaar en behoorlijk onder de indruk. Eindelijk vond ik de inzending van Nederland. Het viel me op: hier werd informatie in harmonie gepresenteerd. Ambiance, objecten, kleur, tekst en geluid: alles sloot op elkaar aan. Wim Crouwel had de interface vormgegeven. Ik wilde vormgever worden.

Destijds werkte ik bij de beste boekhandel in het dorp. Altijd al een boekenwurm stuurde mijn moeder me in die richting. Van haar kreeg ik ambitie, mijn vader was meer van: dóór-gaan. Ik was de middelste met vijf broers en één zus.

Twintig jaar oud wist ik zo’n beetje alles over goed vormgegeven boeken én ging ik in het leger als dienstplichtige. Ik zat mijn tijd uit, trainde zoals te verwachten was, haalde een militair rijbewijs en werd een betrouwbare typist. In dienst studerend scoorde ik vestigingsdiploma’s voor boekhandel en voor uitgeverij. Afgezwaaid had je recht op je oude baan maar Ik besloot dat het tijd was voor verandering.

Ik herinnerde mij Wim Crouwel en het Nederlandse paviljoen op Expo‘58. Hij was degene met wie ik wilde praten. In een statig pand aan de Reguliersgracht in Amsterdam werkte Wim toen in zijn studio op de vierde verdieping. Hij luisterde en gaf twee adviezen: doe toelatingsexamen bij IvKNO en ga eens praten met de mensen hier beneden. Ik volgde beide suggesties op.

Niemand vermoedde dat onze Maatschap ooit zelf eigenaar van een statig pand zou worden. Keizersgracht 610, Amsterdam. Achter: Edo Smitshuijzen, Jan Brinkman, Sietse Wolters en Niko Spelbrink. Voor: Guus Ros, Margriet Blom, Petra Minnesma, Tineke Stevens, Marise Knegtmans en John Stegmeijer. Foto: Rob Fels.

De jaren zestig
Rijnja Repro op de overige verdiepingen in het gebouw maakte lichtdrukken: kopieën van bouwtekeningen. De firma was eigendom en werd geleid door de heer Rijnja. Hij had werk voor me en bleek een inspirerende baas te zijn. Mijn eerste klus was het ontwerpen en voor druk klaarmaken van een Rijnja catalogus van tekenmaterialen voor architecten. Honderden illustraties lichtte ik legaal van hun bron terwijl andere objecten door mij werden getekend.

De fotoafdeling van Rijnja was een openbaring voor me. Een reproductiecamera mét de brandgeur van carbidlampen vulde een hele kamer. Alleen al het enorme formaat van die fotoafdrukken vond ik spannend.

De firma breidde zich uit. Er werd een offsetpers geïnstalleerd. Het aanhoudende ritme van drieduizend vellen gedrukt papier per uur klonk als vooruitgang. Daar deed ik pre-press werk voor offset. Deze nu overbodige taken maakten me vertrouwd met veel aspecten van het drukproces.

De ervaringen van de oorlog lagen achter ons en de economie barstte uit haar voegen. Bep, mijn verloofde, en ik kochten samen een huis in de weilanden van Noord-Holland. De Nederlandse regering garandeerde onze hypotheek aflossingen. We kregen dochters Marijke en Karin en na vijf jaar was het allemaal van ons.

Ondertussen studeerde ik aan de avondschool van het IvKNO, de latere Rietveld Academie: vijf jaar, vier avonden per week. Ik leerde er mijn toekomstige maten kennen: Jan Brinkman en Guus Ros. We hielden elkaar in de gaten.

Ik introduceerde Jan Brinkman bij mijn werkgever. De kennismaking verliep vlot: Jan kon bij drukkerij Rijnja aan de slag. Na een jaar had de baas een andere taak voor Jan. De fotoafdeling moest op de schop. Jan keek het even aan en sloopte toen de lichtsluis naar de donkere kamers. De fotoafdeling stond stil en als gevolg daarvan kwam de door Jan beoogde hoognodige verbouwing vliegensvlug voor elkaar. Vervolgens voerde hij, nu in goed overleg, nieuwe procedures in en drong aan op investeringen. Toen de klus geklaard was werd het voor Jan tijd voor nieuwe uitdagingen.

Niko en Jan, Zwart-wit project 1964. Vijzelgracht Amsterdam. Foto: Rob Fels.

Stadsdrukkerij, Affiche voor Stadsreiniging 1970. Illustratie: Rob Fels.

Jaarverslag Gemeentelijke Waterleidingen 1968.

Aan het werk
Ondertussen liep ook mijn baan bij Rijnja ten einde. Ik werd aangenomen als grafisch ontwerper op de daarvoor beste plek in de stad: de Stadsdrukkerij van Amsterdam. Directeur Dolf Stork, zelf typograaf, onderkende grafische vormgeving als voorwaarde voor drukwerk. Zijn hoge kwaliteitseisen eisten goed begrip van zettechnieken. Ik volgde daarom introductiecursussen in handzetten, machinezetten en fotozetten op de zetterij. Een publicatie die ik ontwierp, Lijnen voor Morgen, werd gekozen tot een van de best vormgegeven boeken van 1969. Mijn affiche voor de Stadsreiniging: mottatnou, haalde ook de krant in 1970.

Jan Brinkman en ik werkten toen al samen aan eigen opdrachten. We waren twintigers en hadden er zin in. Een van onze eigen klanten was een innovatief Nederlands baggerbedrijf. We maakten ondermeer brochures om nieuw gereedschap te introduceren. Op een dag kregen we daarvoor foto’s aangeleverd van een amfibievoertuig met militair schiettuig. Het betrof een pitch met als doel om materieel, gemaakt door onze opdrachtgever, in te zetten in Vietnam. De beruchte oorlog bleef daar voortwoeden en daaraan wilden wij niet meewerken!

Onze klant begreep ons en legde geduldig uit dat de Nederlandse economie min of meer afhankelijk was van het industrieel-militair complex. Bovendien, als hij de wapens niet produceerde dan zou iemand anders dat wel doen. Beide partijen agreed to disagree. Opdrachtgever en vormgevers gingen hun eigen weg.

Aangespoord door de klussen die we samen deden wist Jan Brinkman dat het tijd werd om onszelf serieus te nemen. Waarom zouden we niet samen een studio beginnen? Ik vond dat een goed idee.

De Nederlandse Gasunie gaf architectenbureau Premsela Vonk opdracht om in Groningen het nationaal voorlichtingscentrum Gaspoort te bouwen. Nederland beschouwde aardgas vijftig jaar geleden als een cadeau en alles moest aan iedereen worden uitgelegd. Jan Vonk vroeg ons om de tweedimensionale aspecten vorm te geven. Ingeseind door specialisten van de Gasunie presenteerden wij bestaande en toekomstige infrastructuur begrijpelijk in kaarten, tekeningen, grafieken en bijschriften van objecten en foto’s.

Gaspoort, maquette van het Gasunie leidingennet in Nederland 1972. Foto: Rob Fels.

Het Chemisch Weekblad verscheen elke week met een pakkend omslag. Jan werd op het allerlaatste moment over het onderwerp bijgespijkerd. We leverden woensdag klokslag op tijd aan. Het strakke tempo elke week was een uitdaging.

De Nederlandse Spoorwegen gaf ons twee jaar op rij opdracht voor het vormgeven van haar jaarverslag. Op één omslag reden twee eindeloos lange passagierstreinen in tegengestelde richtingen. Onze onverschrokken fotograaf Rob Fels vond de perfecte plek voor de shoot. Hij klauterde op de overspanning van een spoorbrug. Onder de rails voeren schepen af en aan. Uitstekende dia’s waren het resultaat maar in de vroege ochtend haalde de brandweer Rob én zijn Hasselblad-camera’s van de hachelijke plek. We hadden vooraf niets overlegd. Toestemming zou toch nooit zijn gegeven.

Proost en Brandt Papiergroothandel publiceerde de felbegeerde serie Proost Prikkels. Ik was medeauteur en vormgever van Prikkel 340, een cahier boordevol feiten over papier, vormgeving en druk. Tien jaar later werd ik gevraagd een actuele versie van deze publicatie te maken: Prikkel 394. Ook Prikkels 353 en 379 werden door ons vorm gegeven.

Proost en Brandt, Proost Prikkel 340.

Proost en Brandt, Proost Prikkel 394.

De jaren zeventig
We vroegen Guus Ros om mee te doen. Hij bracht ruime expertise en humor mee. Zijn klanten, uitgeverijen van naam en faam, waren ook heel welkom. Eenvoudige patronen regelden het ‘wie-doet-wat’. In ons maatschapscontract legden we vast hoe we zouden samenwerken en – interessant – hoe we zouden scheiden als het moment daar was.

Praktische ervaring vergrootte mijn plezier in typografie. Typografie is schrijven met geprefabriceerde letters, vond Gerrit Noordzij. Daar kon ik me goed in vinden en de colleges van professor Ovink aan de Universiteit van Amsterdam overtuigden me dat typografie een unieke uitdrukking is van cultuur.

Eind 1974 kreeg ik een tip om drie maanden bij The Greater London Council te werken. Ik rondde er mijn tijd af met het vormgeven van een kleine tentoonstelling. Mijn collega’s daar vonden mijn Nederlands-ogende typografie makkelijk leesbaar. Dat beschouwde ik maar als een compliment.

Planologische kleurcodering. NIROV Nederlands Instituut voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting. 1982.

In opdracht van NIROV ontwierp ik kleurschema’s voor stedenbouwkundige plankaarten. Documentatie voor het stedenbouwkundig plan van de Gemeente Zoetermeer moest onder druk worden klaargestoomd. Jan en Marcus maakten enorme plattegronden voor druk gereed. Zeventien handmatige kleurscheidingen waren nodig. Edo Smitshuijzen kwam zonder te aarzelen mee-klussen.

De textuele toelichting was doorspekt met grafieken en diagrammen. Tijdsdruk motiveerde een bijzondere oplossing. Op een IBM Selectric II typte ik pagina’s in één keer klaar voor druk. Knippen en plakken was niet nodig; diagrammen, grafieken, paskruizen en zelfs de snijlijnen, alles werd ingetypt. De productie voor Zoetermeer kwam op tijd klaar.

Edo werd maat in onze maatschap. Niet alleen is hij een veelzijdige ontwerper, hij brengt bovendien een vlot inzicht in zaken mee. Na verloop van tijd zette hij routines op die een rotsvaste financiële basis voor ons bedrijf zouden vormen. Na eerst als Brinkman, Spelbrink, Ros en Smitshuijzen te hebben samengewerkt, noemden we onze onderneming BRS maatschap van vormgevers.

Het werd tijd om te verhuizen. De eigenaresse van Prinsengracht 626 had het souterrain beschikbaar en BRS paste in het plaatje. We werkten lekker in onze nieuwe studio met uitzicht op een mooie binnentuin.

Typografie
Kranten zagen er vreemd uit eind jaren zeventig. Fotografisch zetten en drukken in offset hadden van de ene op de andere dag nieuwe routines nodig. De gewoonlijk uitgekiende regie voor tekst zetten in lood was verloren gegaan en de beperkingen die hoogdruk kenmerken waren vervlogen. Krantenopmaak dient een goede vorm te vinden voor de journalistieke boodschap. Experimenten leverden nu bundels smakeloze krantenpagina’s op: bepaald geen reflectie van de inhoud.

Ik maakte mijn mening hierover duidelijk op een seminar voor krantenredacties. Wat ik zei raakte een gevoelige snaar en vooral redacties van regionale kranten waren geïnteresseerd in oplossingen. Als lezer van The Seybold Report, een technisch tijdschrift voor paginaopmaak, wist ik dat specificaties van typografische kenmerken automatisch gestuurd konden worden. Ik stelde voor om alle mogelijkheden van automatisering te omarmen. Consistente vormgeving verhoogt bovendien herkenbaarheid bij de krantenlezer.

Bij Haarlems Dagblad werd voor elk segment van de krant, in overleg met de verantwoordelijke redacteur, de typografie bepaald. Getoetste resultaten werden vervat in algoritmen. Mijn instructies gaven gedurende meer dan twee decennia richting aan het uiterlijk van de krant.

Het Noord-Hollands Dagblad; dagblad De Typhoon; het Arnhems Dagblad; het Friesch Dagblad en het Nederlands Dagblad zochten mijn advies en kregen nieuwe vormgeving.

Reconstructie krantenkop Haarlems Dagblad.

De Nederlanden van 1870 Levensverzekeringen, had met averechts effect nieuwe technologie geadopteerd. De eerste bespreking met het hoofd van IT verliep ongewoon. De man, voeten op zijn bureau, verklaarde: ‘beslissingen hier worden door mij genomen’. Ik vond zijn schoenen niks en zijn ideeën navenant. Slordig gebruik van line-printers leidde tot verbijstering bij de verzekerden. Een verzekeringspolis zag er uit als een strook papier met gaatjes aan de zijkant. Bovendien bleek de informatie, vervat in deze prints, moeilijk leesbaar. Ik ontwierp niet alleen een logo maar, zeker zo belangrijk, vooral duidelijke typografie voor alle schriftelijke communicatie. Leesbaarheid is essentieel als je bedenkt dat de beruchte kleine lettertjes verzekeraars een slechte naam bezorgen.

Het souterrain op de Prinsengracht werd te klein. We verhuisden naar de begane grond van een pakhuis op het Prinseneiland. Margriet Blom was het eerste talent dat ik in dienst nam. Ze paste heel goed in ons team. Tien jaar later werd zij een van de partners van onze maatschap. Sietse Wolters zet heldere analyse feilloos om in levendig beeld. Hij werd negen jaar na zijn intrede een van de partners van onze maatschap.

De jaren tachtig
In het tweede decennium van BRS ging het ons voor de wind. Jan stuurde onze samenwerking. Met al onze diversiteit hadden we in ieder geval één ambitie gemeen: alleen het allerbeste is de moeite waard. Dit werkte voor onze klanten en bleek een magneet voor opdrachten.

De dynamiek van onze enthousiaste groep ontwerpers veranderde opnieuw. John Stegmeijer, een uniek talent met grote ervaring, trad toe als maat. Elk van de vijf maten stond aan het hoofd van een zelfstandig werkende eenheid. Mijn Eenheid 2 rekende vanaf het begin op de talenten van Marise Knegtmans en Martijn Luns. Eenheid 2 floreerde door haar medewerkers. Ik noem Ben van Berkel, Bram Dilrosun, Christa Jesse, Gonnie Hengelmolen, Hans Brandt, Hans van der Haar, Harmine Louwé, Joost van Grinsven, Lillian Smits, Marianne Brouwers, Sara Saunders, Susan Lloy, Titia Schoenaker en Wim Westerveld.

Het congres van Icograda, Icsid en IFI in Helsinki opende mijn ogen. Enthousiast volgde ik de presentaties en genoot van de feesten die het kader vormen voor dergelijke bijeenkomsten. Eén gesprek bleek zeer productief. Harry Swaak, CEO van Lumiance, was op zoek naar een grafisch ontwerper. Weer in Nederland maakten we een afspraak.

Lumiance was synoniem met verlichting. Ze bedachten en produceerden uitstekend functionerende armaturen. Wij maakten naast nieuwe verpakkingen en catalogi alles samenhangend met de Lumiance huisstijl. Visie en functie motiveerde Lumiance. Ook de bedrijfsvestiging in Haarlem straalde dat uit.

Lumiance distributie centrum, Haarlem 1984. Foto: Rob Fels.

We verhuisden opnieuw en kochten een statig stadspaleis: Keizersgracht 610, Amsterdam. Dit koopmanshuis, drie eeuwen geleden gebouwd, had verdiepingen met prachtige vertrekken. De monumentale tuinkamer keek uit op een eeuwenoude rode beuk. We hadden het gemaakt!

Visuele identiteit
De reikwijdte van de Nederlandse overheid groeide gestaag. Het ging goed met ons land. Groeistuipen hadden effect op de communicatie van de overheid richting de burger. BiZa, het Ministerie van Binnenlandse Zaken, zocht advies en BRS kreeg samen met ontwerpers van de Staatsdrukkerij opdracht om informatie voor BiZa vorm te geven. Deze monumentale taak verhoogde het tempo bij BRS: alle hens aan dek. Ik had als typograaf een belangrijk aandeel.

Reconstructie schrijfwijze voor alle diensten van Binnenlandse Zaken 1985.

Bij TNO, de Nederlandse Organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek, richtten vele instituten zich elk op een specifiek onderzoeksgebied. Alle instituten samen produceerden een berg drukwerk. TNO besprak met BRS hoe kosten voor drukwerk konden worden beperkt. Wij analyseerden doel, inhoud, vorm en aanmaakmethode van alle drukwerk in gebruik bij TNO. De operatie was vooral gericht op efficiënte productie. Een voorbeeld: het grote aantal verschillende formulieren werd met 80 procent teruggebracht. De overblijvende modellen kregen tezamen één typografische zetinstructie. In druk ontstond zo bovendien een visuele TNO-identiteit. Dit werd de aanzet voor een complete TNO-huisstijl.

Logo TNO.

Logo NWO.

NWO, de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek financiert wetenschappelijke onderzoeksprogramma’s. Zoals eerder bij TNO werd ook voor NWO een alomvattende huisstijl gerealiseerd. NWO periodiek Hypothese kreeg omslagen ontworpen door Milou Hermus. Milou maakte ook alle omslagen van de brochures die wij vorm gaven voor KPMG Accountants die in die tijd haar International Office in Amsterdam vestigde.

Omslagen voor NWO periodiek Hypothese: Milou Hermus. Typografie: Titia Schoenaker.

De Open Universiteit, OU, wilde in eigen beheer lesmateriaal produceren las ik in de krant. Dertigduizend unieke pagina’s zouden elk jaar nodig zijn. Het leek me een goed idee om contact te zoeken. Een van onze eerste OU opdrachten betrof inderdaad studieboeken. Pedagogen, verantwoordelijk voor de structuur van lesmateriaal, hielpen studenten om effectief te studeren. Mijn ervaring met het structureren van tekst voor kranten kwam goed van pas, In dialoog met hen ontwierp ik een typografisch concept. Elk onderdeel van OU studieboeken werd in samenwerking vastgesteld. In korte tijd kon de productie van studieboeken in volle vaart beginnen. Guus werd vervolgens extern hoofd-vormgeving bij de Open Universiteit.

Reeks omslagen van OU studieboeken
Voedingswetenschappen 1986.

‘s-Gravenhage is vanouds de zetel van de Nederlandse regering. Gedreven door de bloei van de nationale economie werd een deel van het centrum van de stad op de schop genomen. Overal verrezen nieuwe overheidsgebouwen. Het gemeente bestuur bleef niet achter en veranderde de naam ‘s-Gravenhage resoluut in Den Haag.

We kregen de opdracht een huisstijl voor Den Haag te ontwerpen. Dit moest de overvloed aan uitingen van gemeentelijke organisaties en diensten samen brengen onder één dynamisch teken. Den Haag ligt aan zee en in haar wapen staat van oudsher een ooievaar. Edo ontwierp een nieuwe metafoor. Zoals Den Haag haar vleugels uitsloeg, vloog nu de ooievaar over de kustlijn aan het strand. Door alleen al drukwerk rationeel op de korrel te nemen werd winst geboekt. Net als eerder bij TNO en NWO ontwierp ik een complete set visuele gereedschappen. Het grote verschil dit keer was desktop publishing. De vorm van drukwerk werd in algoritmen vervat om door iedereen online te worden gebruikt. De vliegende ooievaar was dertig jaar dé handtekening van Den Haag.

Ooievaar vliegend over de kustlijn en schrijfwijze, Gemeente Den Haag 1986.

BRS Premsela Vonk
Onze maatschap was rijp voor verandering. We gingen in zee met Architecten Premsela Vonk (Benno Premsela en Jan Vonk). Anticiperend op ontwikkelingen in de markt bleek het een prima beslissing. Jan Brinkman en Jan Vonk klaarden samen de puzzel die systematisch leidde tot een volledige fusie. De onderneming opereerde daarna als  BRS Premsela Vonk. We boden onze deskundigheid gebundeld aan. Het betrof grafische vormgeving, textiele vormgeving en architectuur. Later kwamen daar industriële vormgeving, informatie vormgeving en interactieve audiovisuele vormgeving bij.

Eenheid 2. Sara Saunders en Christa Jesse.

Eenheid 2. Titia Schoenaker en Hans Booms.

We kochten een vroeger schoolgebouw: Nieuwe Prinsengracht 89 in Amsterdam. Klaslokalen vormden goede werkplekken voor onze verschillende disciplines. We werkten goed samen en vormden één maatschap met tien maten. Ik kwam graag langs bij textiele vormgeving om met Josée de Pauw te praten over textuur en over tekst en typografie.

De Kamer van Koophandel van Amsterdam stelde orde op zaken. Een huisstijl moest helpen om wildgroei in te dammen. We volgden de methode zoals eerder uitgezet voor TNO en NWO. De feestelijke opening van het nieuwe gebouw werd opgeluisterd met de onthulling van een monumentale versie van het door ons ontworpen logo. Ik had materieel en constructief advies nodig. Benno Premsela bekeek mijn plannen kritisch en kwam met prima suggesties.

Benno, toonbeeld van cultuur, blijft een unieke bron van inspiratie. Hij deelde grenzeloze vriendelijkheid, wijsheid en ervaring met iedereen. Benno leeft in de herinnering van velen in binnen- en buitenland.

De lat moet hoog
Mijn eenheid werkte altijd winstgevend en dat was de bedoeling. Mijn maten in de maatschap gaven me ruimte voor het najagen van wilde projecten.

Het Soho project. Enthousiast voor nieuwe zettechnieken besloten Arthur Eger, Dirk Fortuin en Robert ‘t Hart en ik samen software voor paginaopmaak te laten ontwikkelen. Deze investeringen werden kort daarna links en rechts ingehaald door bijvoorbeeld QuarkXpress software en de Apple Classic computer.

De Jas van de Krant. Ik sprak me uit over de vormgeving van Nederlandse kranten. Het Gerrit Jan Thiemefonds vroeg me mijn visie op schrift te stellen en publiceerde vervolgens mijn ideeën met de titel: De Jas van de Krant.

Gerrit Jan Thiemefonds: Publicatie ‘de Jas van de Krant’.

Stichting Signaal. Studenten hebben soms goede ideeën maar geen geld. Ik kwam ze financieel te hulp met Stichting Signaal. Simon den Hartog, directeur van de Rietveld Academie, vond het een goed idee en typografie docent Jan Boterman selecteerde projecten, begeleidde studenten en zorgde voor een goede afwikkeling.

Typografie in Arnhem. Uitgenodigd om typografie te doceren gaf ik acht jaar elke week avondles aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Arnhem. Eén semester op de dagopleiding, invallend voor Karel Martens, trof ik inspirerende studenten. Letterontwerpers Fred Smeyers en Martin Majoor kon ik met effectief advies op weg helpen en grafisch vormgevers Dien Bos, Paulien Hassink en Wim Westerveld werkten allen jarenlang bij onze maatschap.

Acadia University. Ik was gastdocent in Halifax, Nova Scotia. Kennelijk niet gestoord door mijn lachwekkende accent consumeerden mijn Canadese studenten ijverig typografische details terwijl buiten sneeuwstormen woedden. Mijn collega in Halifax, Bram Dilrosun, werd een goede vriend. Hij kwam naar Nederland en gaf zijn vormgevers talent en zijn organisatorische krachten aan BRS.

Design wereldwijd. Drie internationale belangengroeperingen spanden zich in voor Design: Icograda, International Council of Graphic Design Associations; Icsid, International Council of Industrial Designers en IFI, International Federation of Interior Architects. Secretary General van Icograda, Marijke Singer, vroeg me om mee te draaien als bestuurslid. Beroepsverenigingen verspreid over de planeet kozen me tot Icograda President voor de termijn 1987- 1989.

Niko, portret door Rineke Dijkstra.

Niko, snapshot.

International Design Congress 1989 Amsterdam. Dutch Design was een begrip. Het stond voor ‘verassend én effectief’. Icograda, Icsid en IFI gaven het evenement samen vorm. Als Amsterdammer én voorzitter van Icograda zat ik er tot mijn nek in. Het congres was een succes en trok duizenden internationale deelnemers. Om de gelegenheid te vieren gooide Benno Premsela de trossen los en nodigde tal van internationaal bekende ontwerpers uit voor een ontvangst in ons bedrijf. Tijdens een goed verzorgde lunch presenteerde Peter Struyken zijn grootse visie van de internationale artistieke avant-garde.

Een ander geluid
Pieter Brattinga schreef over Nederland in het November/December nummer van Print New York 1991. Print is een toonaangevend tijdschrift voor onder andere grafische vormgeving. Het artikel verscheen in een supplement: The Dutch Issue. Pieter gaf het de titel: Public and Private 1945-1991.

Citerend: pagina 119:
The head of Information Services for the Ministry of Internal Affairs, Dick Houwaart, started looking for design groups other than that of the state printing house to solve visual communication problems in all divisions of that ministry, which was responsible for approximately thirty sub-institutions. With the support of Secretary-General Dr P van Dijke, Houwaart was able to solicit pitches from five design offices. The BRS office won the competition and subsequently worked with the design office of the state printing house to develop new design policies for the Ministry of Internal Affairs. This far-reaching project, extending to all levels of the national government, changed the public face of the Netherlands.’

Pieter Brattinga merkte verder op:
‘… the employees of the various institutions and departments of the ministry were involved in the analyses which preceded the proposal for a new house style [Corporate Identity Program]. The result was the creation of New Design based on need and function rather than the application of a visual coating to existing designs. BRS was so organised that commission to redesign the ministry’s forms was given to a unit of BRS which specialises in legibility, use, and ongoing development of business forms online. In feite dus User Experience design, UX avant la lettre.

Een kritische noot werd gekraakt door de geniale affiche-ontwerper Anthon Beeke. Andrew Fallon legde Anthons toespraak vast in een YouTube film. Bij de presentatie van een boek sprak Anthon voor Total Design medewerkers zijn spontane onverschilligheid uit voor het werk van zowel Wim Crouwel als van BRS. ‘Maakwerk’, oordeelde hij.

Anthon, letterlijk citerend:
‘Het liefst was hij (Wim Crouwel) eigenlijk directeur van BRS. Want zei Wim: die jongens zitten daar onder die top, nét onder die top. Die maken nooit een fout, ‘t gaat altijd maar door.’

In zijn tien minuten durende toespraak had hij de lachers op zijn hand. Geleidelijk relativeerde hij de opmerking waarmee hij begonnen was. Anthon weer aan het woord: ‘…dat mijn vooroordeel tegen Wim, dat het eigenlijk allemaal een soort bollenveldjes waren die hij maakte, helemaal op niks gebaseerd was. Want dat deed hij helemaal niet.’

Zijn eindoordeel over het werk van BRS blijft een vraag.

BRS Premsela Vonk. Met z’n allen, Nieuwe Prinsengracht 89 Amsterdam. Foto: Rob Fels.

Een spetterend afscheid
Tot op de dag van vandaag waardeer en respecteer ik Bep, de moeder van onze dochters Marijke en Karin. In een nieuwe relatie werd ik vader van Laura. Haar Australische moeder Julie besloot om terug te gaan naar Melbourne. Ik nam de moeilijke beslissing om me bij moeder en dochter te voegen. Onze zoon Saul werd in Melbourne geboren.

Ik was eenenvijftig jaar oud. Mijn maten en alle collega’s bij BRS Premsela Vonk gaven mij een spectaculair afscheidsfeest in het Tropenmuseum in Amsterdam. Ook Erik Spiekermann mijn vriend uit Berlijn sprak me bij die gelegenheid toe. Hij begon met zijn beproefde aanhef: Sex, and Type and Rock & Roll. Onder de vele gasten was Hans Booms. Hij is mijn opvolger die bij BRS Premsela Vonk de draad oppakte waar ik hem losliet als maat in de maatschap. Jonger, met een prima reputatie, werd hij de ervaren nieuwe leider van Eenheid 2 in de maatschap. Mijn jaarlijkse bezoeken aan BRS Premsela Vonk overtuigden mij er van dat ik best vervangbaar ben.

Mijn verblijf in Melbourne leidde onder meer tot design consultancy Ography. Als founding partner was ik vijftien jaar bij Ography betrokken. Mijn zakenpartner Prue Marks leidt de studio nog steeds. Als docent en gastdocent werkte ik bij RMIT University, Monash University en Swinburne University in Melbourne. Elk jaar doceerde ik bovendien typografie aan de Hogeschool van Amsterdam en gaf ik gastlessen in Singapore.

En…, dat is een ander verhaal.

Afscheidsfeest. Jan spreekt Niko toe 1991. Foto Rob Fels.

Afscheidsfeest. Laura, Niko en Roos 1991. Foto Rob Fels.

Tot slot
Dank je wel lieve mensen die me hielpen met feiten en foto’s, met tekst en technologie. Zonder jullie had ik mijn verhaal niet geschreven. Als ik fouten heb gemaakt of vergissingen heb begaan is dat helemaal aan mijzelf te wijten.

Zonder iemand tekort te doen wil ik naast Robert van Rixtel speciaal Andrew Fallon, Bert Bulder, Els Wiegant, Sietse Wolters en Titia Schoenaker bedanken. Ik heb bijzonder veel te danken aan mijn partner én ‘eind redacteur’ Maria Odilia van Schaik die me steeds met raad en daad bijstond. Dank je wel Marie.


Niko Spelbrink
geboren op 6 december 1940, Hilversum


Auteur: Niko Spelbrink, juni 2022
Portret foto: Aatjan Renders